Goede Gerard

Goede Gerard,

Het is weliswaar een volstrekt andere uitwisseling van informatie tussen jou en mij die me inspireert om maar weer eens een belangwekkend schrijven aan je te richten; ik kan het gewoon even niet voor me houden. Je maakte mij in die informatieuitwisseling uit voor ‘schavuit’.  Het beroerde mij enorm. Niet zozeer dat ik door jou voor ‘schavuit’ werd uitgemaakt, ik heb tijdens en na het tennissen wel ergere dingen van je te horen gekregen. Bovendien heb ik wel iets schavuiterigs.

 

Zo had ik een dag ervoor nog een door een gezamenlijke relatie van jou en mij vriendelijk aangeboden snoepje botweg geweigerd, met als reden, dat jij net daarvoor je hand in diezelfde snoeppot had gestopt. Ik geniet altijd van de reactie van wél keurig opgevoede mensen op dergelijke aantijgingen. Zoals ik ook kan genieten van de gedachte aan wat mijn woorden van hiervoor (een gezamenlijke relatie) aan suggestieve spinsels in sommige hoofden teweeg kunnen hebben gebracht. Wellicht verzacht de wetenschap dat onze relatie ons snoepjes aanbiedt de pijn enigermate, waarbij het mij niet zou verbazen dat ook een gevoel van teleurstelling in de borst kruipt bij de hoofden-met-spinsels.

Alhoewel, ik zie nog een ontsnappingskans voor mensen met spinsels. Zij willen maar al te graag verder fantaseren over die ‘snoeppot’ waar jij jouw hand insteekt: was dat nu werkelijkheid of toch een metafoor?

Maar zo slecht zijn wij niet en dat illustreer jij zo prachtig met de betiteling ‘schavuit’. Want wie weet nu nog, dat een schavuit vroeger niet meer en niet minder was dan een nachtuil? Dat het woord ook een klanknabootsing is van de roep van diezelfde nachtuil. In de loop der jaren is die nachtuil een schelm of een deugniet geworden, waaraan het beestje natuurlijk zelf niets kan doen, laat staan veranderen.

Wat mij nu zo beroerde, en nog ben ik er zoals je merkt niet over uitgepraat, is de gevoelens van oude jongensboeken, radiohoorspelen en krantenartikelen die het woord in mij oproept. Op een leeftijd waarop de geschiedenis aanmerkelijk groter is dan de toekomst, kun je enorm genieten van de mooie onderdelen vanuit die geschiedenis die af en toe je brein binnen golven. Die je terugbrengen naar de zaklamp onder de dekens om stiekem De Katjangs, de A.F.C.-ers, of Jan van Beek uit te lezen. De boeken waar schavuiten nog heftige deugnieten waren, waar vader het voetballen maar tijdverspilling vond en moeder, met haar zondagse schort voor, de dampende schotel op tafel zette.

De hedendaagse puber moet het doen met voorgekauwde beelden van ninja’s en Spidermannen in allerlei verschijningsvormen die hij of zij op een beeldscherm krijgt toebedeeld. Geen schavuiten, maar terroristen en killers vormen de tegenstanders waarmee zijn of haar held of heldin het te stellen heeft. Een dergelijke entourage wordt de jongere zó ruim aangeboden, dat hij of zij helemaal geen tijd en ruimte meer heeft om zich te verdiepen in schavuiten en schelmenstreken. Die zijn doorgaans ook helemaal niet cool en het woord schavuit is ook niet Engels klinkend uit te spreken. Dus het bestaat niet. 

Zaterdag luister ik zo vaak mogelijk naar het radioprogramma De Taalstaat, waarin Frits Spits allerlei aardigheden rond de Nederlandse taal presenteert. Een vast onderdeel is het ‘vergeetwoord’. Luisteraars worden opgeroepen zich in te spannen om een woord dat nauwelijks nog wordt gehoord te promoten. Schavuit zou daar zo mooi in passen. Breng het daar in het programma, misschien kom je er wel mee in het vergeetwoordenboek, dat Nelleke Noordervliet naar aanleiding van de mooiste inzendingen gaat samenstellen. 

 

Hartelijke groet

kees

Hoi Kees, dag Gerard Overzicht