Kwaliteit

Goede Gerard,

Na alle opwinding rond de verkiezingen voor de Tweede Kamer wordt het weer eens tijd voor verstandige taal tussen twee heren. Dus begin ik een brief, wetend dat hierop ook weer een antwoord zal volgen.
We hebben de laatste weken een heleboel woorden en zinnen over ons heen gekregen, waarvan de waarde of het gebrek daaraan nu pas zichtbaar gaat worden. En wat de één waarde vindt zal de ander weer als gebrek aan waarde kwalificeren. Ach, je went er aan, maar dat betekent nog niet dat ik het leuk vind. Feitelijk wordt er ontzettend veel tijd en taal verspild aan positieve en negatieve beoordelingen van een feit of gedachte, zonder dat een dergelijke discussie ook leidt tot een verbetering van kwaliteit van ons aller leven. Want in dat criterium zit, naar mijn mening, een groot deel van de waarde aan woorden en zinnen: de verbetering van de kwaliteit van ons aller leven.  

Ik heb mij altijd gewenteld in de definitie van kwaliteit als ‘voldoen aan of overtreffen van de gerechtvaardigde verwachtingen van de ander’.  In die gedachte zit natuurlijk de erkenning van het belang van communiceren, een activiteit waarin ik mij zoals je weet ernstig thuis voel. Immers om te voldoen aan, laat staan overtreffen van, de gerechtvaardigde verwachtingen van een ander, moet je die ander wel in staat stellen om zijn of haar verwachtingen ook redelijkerwijs op te maken. Dankzij een jaartje communiceren rond Corona kunnen we daar een dik boek aan minder geslaagde voorbeelden van samenstellen. Met interessante hoofdstukken als ‘de ernst van de ziekte’, ‘de kans op besmetting’, ‘de druk op het gezondheidssysteem’, ‘de druk op de economie’, ‘de gevolgen voor de geestelijke gezondheid’, ‘de manier om politiek te bedrijven rond een pandemie’, ‘het omgaan met ontkenners’ en ga zo maar even door.  Hoe moeilijk is het om verwachting bij heel veel verschillende mensen ‘gerechtvaardigd’ te krijgen, zeker als je zelf het fijne niet weet van het onderwerp. 

Bovendien is dat aspect ‘heel veel verschillende mensen’ een geweldig probleem. Zeker in het huidige tijdsgewricht waar groepen mensen steeds verder en feller uit elkaar lijken te groeien. Die groepen zijn koren op de molen voor mensen die het gezamenlijke gedachtengoed binnen die groep goed kunnen verwoorden (voldoen aan de gerechtvaardigde verwachtingen van de mensen in en rond die groep) en die het leuk vinden om de leiding te hebben. Je voelt dan ook aan, dat er andere belangen kunnen gaan spelen dan rond het onderwerp dat de groep verbindt. 

En daar ontstaat het gevaar dat er tussen die groepen geen vruchtbare discussie meer kan ontstaan over het onderwerp, maar bijvoorbeeld wel over het bestaansrecht van de groep zelf. Dat is ongetwijfeld een oorzaak van het steeds verder uit elkaar groeien en daarmee feller het eigen gelijk voorop zetten. 

Ook intermediaire groepen, bijvoorbeeld in het geval van corona, de wetenschap en de mensen die in de gezondheidszorg werken, maar ook de mensen in de horeca en de theaterbranche om er maar een paar te noemen, worden vermalen in de ontstane discussie. Je hoort er af en toe iemand tussen, die zijn of haar best doet het verwachtingspatroon bij zoveel mogelijk mensen acceptabel te maken vanuit zijn of haar specifieke kennis of achtergrond. Er zijn verschillen van aanpak daarbij, afhankelijk van de oorsprong van de groep. De één argumenteert tot hij er bij neervalt met duizend (soms dezelfde) argumenten. De ander schreeuwt gewoon wat harder (omdat immers niemand het fijne van het onderwerp weet) en denkt zich daarmee duidelijk te profileren. De ene achterban ziet de rechtvaardiging in argumenten, de andere in de hoeveelheid lawaai en mensen die er achter staan. 

En dan tenslotte nog de manier van communiceren als drager van de boodschap. Even los van de techniek die wordt gebruikt, zeker erg belangrijk maar nu teveel van het goede, is de gebruikte taal van beslissende aard. En niet alleen de mensen die (nog) onvoldoende Nederlands spreken zijn daarin aan de heidenen overgeleverd. Maar verklaar nou eens in ‘gewone taal’ waarom je iets verstandig vindt, terwijl je zelf eigenlijk onvoldoende kennis van het onderwerp hebt. Wat je m.i. in zo’n geval wel goed kunt uitleggen is, dat je het niet goed weet, maar dat je wel het beste met de luisteraar voor hebt. En dat betekent dat je vertrouwen opbouwt en vervolgens moet blijven verdienen.

Als ik terug kijk naar een jaartje pandemie is het met name dat laatste waar het aan schort. Van mens tot mens kwaliteit leveren is een zeldzaam moeilijk proces, waarbij het taalgebruik optimaal zou moeten worden aangepast. 

Een voorbeeld? Dan duik ik even terug in mijn verleden: Aan het werk in Amsterdam werd het woord ‘link’ gebruikt in de betekenis van ‘gevaarlijk, slim, listig’. Twintig kilometer verderop in mijn woonstad Haarlem moest ik me aanpassen, want daar had ‘link’ de betekenis 'leuk'.

Ga er maar aan staan; en dan heb ik het nog helemaal niet over de rol van de  journalistiek in dit kader. Dat laat ik graag aan mensen over die daar meer ervaring in hebben. Ga je gang.

hartelijke groet

kees

 

 

Hoi Kees, dag Gerard Overzicht