Wartaal

Hoi Kees,

In je vorige brief keek je terug, ik mag wel zeggen uitvoerig terug, op een jaartje pandemie. En hoe daarmee in communicatief opzicht door allerlei partijen, instanties, hoogwaardigheidsbekleders, zelfs door menselijke personen werd omgesprongen. Je kwam tot de slotconclusie, dat je vertrouwen dient op te bouwen en dat vervolgens moet blijven verdienen. En dat het met name daaraan in dat jaartje heeft geschort. 

Om het geheugen van ons allen op te frissen citeer ik een enkele zin uit jouw brief: ‘Van mens tot mens kwaliteit leveren is een zeldzaam moeilijk proces, waarbij het taalgebruik optimaal zou moeten worden aangepast’. Je eindigde je brief met de verzuchting, dat je het nog helemaal niet wilde hebben over de rol van de journalistiek. Dat liet je graag aan onder meer mij over.

Nou daar gaat-ie dan. Waarmee zal ik beginnen? Met het door jou aangehaalde taalgebruik? Dat lijkt me een mooi begin. Nou ja mooi, dat valt nog te bezien. Op de eennalaatste corona-persconferentie van het schier onnavolgbare duo Mark&Hugo gaf premier Rutte op de vraag van een journalist, of de terrassen werkelijk open gaan op 21 april, het volgende antwoord: ,,Het is mogelijk dat het kan.’‘ Weet je wat hij daar zegt: het kan dat het kan. Of zo je wilt: het is mogelijk dat het mogelijk is. Kees, dat noemen we dus  gewoon wartaal.

Rutte zei het à l’improviste. Het was niet een fraaie zinsnede, die door een van zijn communicatiemedewerkers was opgekalkt. Die gasten komen overigens met steeds nieuwe metaforen, de een nog fraaier dan de ander. Vanaf afgelopen dinsdag bijvoorbeeld bevinden we ons op een PLATEAU en voeren Rutte & Co een heuse BALANCEERACT uit. Maar dit even terzijde. Dat Rutte dus wartaal begint uit te slaan is nog tot daaraan toe. Maar dat het aanwezige journaille (met die hinderlijke fotografen, die ook nog niet diep genoeg bukken om buiten het zicht van de camera te blijven) onze premier niet zijn betoog onderbreekt met de opmerking, dat hij nu echt onzin staat te verkondigen, dat stemt pas echt droef.

Nee, veel wordt maar voor zoete koek geslikt. Van enige distantie en relativering is al helemaal geen sprake. Een ontnuchterende reactie noteerde een verslaggever van het NOS-Journaal. Een jochie van een jaar of zestien werd om zijn mening gevraagd over de versoepelingen, die het volk werden beloofd: ‘Eerst zien, dan geloven’ was zijn commentaar. Die houding, dat vermogen tot relativeren, dat is nou net waar het de professionele journalistiek vaak aan ontbreekt. Op hoge toon en hijgerig breaking news  brengen is de norm, lijkt het wel. Scorebordjournalistiek werd dat ooit spottend genoemd. Er gaat al ruim een jaar lang geen dag voorbij of in krantenkolommen, in radio- en tv-programma’s staat corona/covid-19 centraal. Kan het geen onsje minder, vraag ik me geregeld af.    

Kees, nu zijn we dus op het punt beland waar we wezen moeten: de kwaliteit van de journalistiek. Bij datgene wat ons dagelijks via allerlei media wordt voorgeschoteld. Nou hoor je mij niet zeggen, dat het vroeger allemaal veel beter was. Die constatering laat ik graag aan anderen over. Laat ik het zo formuleren: het was anders. De redacties maakten zelf uit - naast het dagelijkse nieuws - wat er nog meer in de krant, op televisie enz. kwam. Dat is dus VVT, Voltooid Verleden Tijd, een begrip dat in een vorig tijdperk tot verplichte leerstof op de lagere school behoorde. In de huidige, 21ste, eeuw bepalen de lezers en kijkers wat ze te lezen en te kijken krijgen. Niet zozeer ter lering, maar vooral ter vermaak. Informatievoorziening is verworden tot amusement. Infotainment is de magische term. 

Zo is de papieren krant vaak niet eens de hoofdzaak van uitgevers, want jongeren nemen geen abonnement meer op een papieren krant, ze lezen alles online. Wat schrijft de hoofdredacteur van Het Algemeen Dagblad bijvoorbeeld in zijn krant? ‘Mensen als jij staan centraal. Bij ons lees je óók voor de gezelligheid, online en in onze krant. In de krant staan bij ons altijd ook stukken waar je blij van wordt’. 

Gezelligheid en blijheid, daar neem ik nou net geen krant voor. Ik wil vooral informatie, nieuws, duiding van redacteuren en meningen van columnisten, waarmee ik kan instemmen dan wel waaraan ik me kan storen. Gezelligheid zoek ik in gezelschap, thuis, bij vrienden, op de baan, in een kantine of op een terras (wanneer mag verdorie het HTC-terras in volle glorie open?). Blij wens ik te worden van een concert, van een goed gevonden omschrijving in een cryptogram, of van een van mijn slimme dropshots dan wel onhoudbare smashes. Niet van een verhaal (story) over een of andere zichzelfbenoemde influencer of over elk willekeurig warhoofd, die of dat volop ruimte (airplay) krijgt (viral gaat) om iets over zichzelf naar buiten te brengen. Kun je het nog volgen?

Mijn eerste hoofdredacteur was uit geheel ander hout gesneden. Ook hij wilde mensen in zijn krant. Tegen zijn redactie zei hij steevast: ‘Mensen die gráág in de krant willen, die wil ik niet. Die zijn niet interessant. Ga op zoek naar mensen, die niet zo nodig hoeven. Dat levert veel betere verhalen op’. Die journalistieke inslag beviel en bevalt mij veel beter. En gelijk had hij zeg ik, vanzelfsprekend in alle bescheidenheid. Dat mag je geen betere tijden noemen. Andere Tijden dus. 

Kees, ik stop ermee. Ik moet mezelf opladen om de avond redelijk door te komen. Het andere deel van het thuisfront zit op een vakantiepark blij te wezen. Ik ga eens kijken wat de tv aan nieuws/amusement te bieden heeft. Waar de redacties van Beau, Carrie en Charles mij vanavond mee opzadelen. Ik vrees dat ik de uitkomst van mijn zoektocht naar nieuwsbevrediging wel weet. Wellicht is het beter dat ik mij dan maar verdiep in de verhalen uit het jubileumboek ‘De eeuw van de Volkskrant’, die honderd jaar geleden voor het eerst verscheen. Wie weet, doe ik je daar in levenden lijve binnenkort ook nog verslag van. Maar pin me daar niet op vast. Reken je vooral niet bij voorbaat rijk. Ik houd natuurlijk een slag om de arm: het blijft mogelijk dat het kan.

Groeten,

Gerard.

     

 

         

Nieuws Overzicht